Visie

Op onze school leven wij volgens de volgende visie, die we hebben toegespitst in 5 onderdelen. 

 

Kind in relatie met God 
Op onze school zien wij alle leerlingen als unieke schepselen, geschapen door de almachtige en wijze God. Wij willen leven tot eer van God en leven daarom naar Zijn gezag. Gods Woord heeft het hoogste gezag in ons onderwijs en hiernaar handelen wij in leer en leven. Op school voeden we leerlingen op tot eer van God. Daarbij sluiten aan op het opvoedingsdoel zoals J. Waterink dat heeft verwoord: Het opvoedingsdoel is de vorming van de mens tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid al de gaven, die hij van God ontving, te besteden tot Gods eer en tot heil van het schepsel (Waterink, 1958). Dit wordt binnen onze school vormgegeven door dagelijks Bijbels onderwijs. Onze hoop is dat iedere leerling God als Vader mag hebben.  

 

Kind in relatie met zichzelf 
Wij zien kinderen als schepselen die zich steeds verder kunnen ontwikkelen. De leerkrachten helpen het kind in zijn persoonlijke ontwikkeling. Een voorwaarde voor ontwikkeling is dat het kind de drie basisbehoeften vervuld ziet, namelijk competentie, autonomie en relatie (Woltjer & Janssens, 2014). Verder zien wij ieder kind als een individueel uniek kind. Ieder kind heeft zijn eigen intelligentie, allemaal op een andere manier. Om hierop in te springen, wordt er in de lessen veel gedifferentieerd en geven we lessen die inspringen op de acht verschillende intelligenties. Differentiatie staat schoolbreed centraal en is iets waar we veel aandacht aan schenken, omdat wij geloven dat dit meer succeservaringen bij kinderen oplevert. Verder vinden we het belangrijk dat ieder kind verantwoordelijkheid leert te dragen en om verantwoordelijkheid te leren nemen. Door kinderen vroeg verantwoordelijkheid te leren, kunnen ze dit later beter inzetten.  

 

Kind in relatie met anderen 
Kinderen staan dagelijks in contact met onze leerkrachten. Daarom vinden we het heel belangrijk dat er een goede relatie wordt opgebouwd tussen het kind en de leerkracht. Leren heeft voor een kind pas waarde als hij het van iemand leert, iemand waar hij een relatie mee heeft, aldus de pedagoog G. Biesta (Biesta, 2012). De persoonlijke relatie tussen het kind en de leerkracht is iets waar we vanaf de eerste schooldag mee aan de slag gaan. De leerkracht heeft gezag over de leerlingen en stelt daarom ook regels. Door duidelijke regels binnen de school is er een goede werksfeer onder zowel leerlingen als leerkrachten. Het centrum van onze opvoeding binnen de school is vanuit het liefhebben van de naaste, wat een Bijbelse opdracht is (Blaauwendraat, 2016).  

 

Kind in relatie met de maatschappij 
Op onze school bereiden we kinderen voor op de samenleving. Om dat te doen, staan allereerst de Bijbelse principes aan de grondslag. Ons doel is om het kind stevig te wortelen in de christelijke principes, zodat hij ook in de samenleving hierop voort kan bouwen. Om de kinderen verder voor te bereiden op de maatschappij leren we het kind al van jongs af aan verantwoordelijkheid aan. Dit begint eenvoudig en breidt naarmate de schoolloopbaan vordert steeds verder uit. We helpen het kind zijn eigen talenten te ontwikkelen, zodat hij hiermee verder kan in de maatschappij en daarmee de maatschappij kan dienen.  

 

Kind in relatie tot de leerstof 
Om ons onderwijs goed vorm te geven, hanteren we in de school diverse principes. Allereerst wordt er in de lessen veel gebruik gemaakt van coöperatieve werkvormen. Coöperatief leren houdt in dat de leerlingen worden opgevoed tot democratisch denken en handelen, tot samenwerken en actief leren (van Vugt, 2002). Coöperatief leren vraagt verantwoordelijkheid van de het kind. In ons onderwijs werken we met veel beeldende materialen, zodat er een rijke leeromgeving wordt geboden. Het kind beleeft wat het leert. Spel is daarbij een belangrijke activiteit die in ons onderwijs een grote rol speelt in alle klassen. Spel is namelijk de belangrijkste activiteit van kinderen, aldus de pedagoog Vygotsky (Alkema, Kuipers, Lindhout, & Tjerkstra, 2015). Om aan te sluiten op het niveau van ieder individueel kind, maken we veelvuldig gebruik van differentiatie en meervoudige intelligentie.  

 

Literatuurlijst 

Alkema, E., Kuipers, J., Lindhout, C., & Tjerkstra, W. (2015). Meer dan onderwijs. Assen, Nederland: Van Gorcum. 

Biesta, G. (2012). Goed onderwijs en de cultuur van het meten. Den Haag, Nederland: Boom Lemma Uitgevers. 

Blaauwendraat, D. E. (2016). Belonen en straffen. In D. Educatief, Bronnenboek Leerlijn 2 (pp. 20-31). Gouda, Nederland: Driestar Educatief.  

Van Vugt, J. M. C. G. (2002). Coöperatief leren binnen adaptief onderwijs. Amersfoort, Nederland: ThiemeMeulenhoff. 

Waterink, J. (1958). Theorie der Opvoeding. In J. Waterink, Theorie der Opvoeding (p. 121). Kampen, Nederland: J. H. Kok. 

Woltjer, G., & Janssens, H. (2014). Hoe ga je om met kinderen op school en hun ouders? Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers. 

 

 

PAS pedagogisch analyseschema
Word – 46,9 KB 137 downloads